Palmzondag is na Kerstmis en Pasen een van de belangrijkste Christelijke feestdagen. Op deze dag wordt de triomfantelijk intocht van Jezus Christus in Jeruzalem gevierd.

De kerk noemt Palmpasen formeel “Dominica in Palmis” of wel Palmzondag. Palmpasen is de laatste dag van de vastentijd en daarmee de eerste dag van de goede week. Tevens is het de tweede dag van de zogenaamde passietijd. Palmzondag wordt daarom ook wel passietijd des Heren genoemd.

Het verhaal van Palmpasen of palmzondag:

Jezus had door vele dorpen en steden van Palestina gereisd om de zieken te helen en het woord van God te verkondigen. Jezus wist dat hij aan het einde van zijn eigen reis was gekomen. Hij had zijn discipelen verteld dat hij ter dood zou worden gebracht en na drie dagen zou verrijzen. Hij ging op weg naar Jeruzalem om het pesachmaal te vieren. Nabij Jeruzalem vroeg Jezus aan zijn leerlingen om een ezel te halen. De ezel was toen een symbool van vrede. De binnenkomst op een ezel was de vervulling van de oude profetie van de profeet Zacharia die de intocht in Zion beschreef.

Het verhaal van Palmpasen of palmzondag vertelt ons dat Jezus op een ezel Jeruzalem binnenreed en werd opgewacht door een grote groep mensen die hem toewuifden met palmtakken en hun mantels voor hem op de grond legden als teken van zijn koningschap.

Het wuiven van palmtakken was in die tijd een eer die vooral aan koningen was voorbehouden en symboliseerden overwinningen. Tevens was de palm het symbool voor de onafhankelijkheid van Israël.

De mensen riepen Hosanna naar hem, ofwel hosji’anna, Hebreeuws voor “help toch”. Zijn binnenkomst was daardoor enerzijds een provocatie voor de Romeinse bezetter en anderzijds voor de hogepriesters. Bij binnenkomst in Jeruzalem ging Jezus naar de tempel waar zich handelaars en geldwisselaars ophielden. Jezus joeg ze allen de tempel uit en raakte daardoor nog meer in conflict met de hogepriesters uiteindelijk culminerend in zijn dood en aanvullende herrijzenis.

Het vieren van Palmpasen of palmzondag:

Sedert de vierde eeuw wordt Palmpasen gevierd in de kerk. We komen de feestdag daarom tegen bij zowel Orthodoxe als bij Westerse Christenen (Katholieken en Protestanten). Sommige kerken vieren de intocht van Jezus met een optocht door kinderen met palmtakken, in Nederland meestal Buxustakjes, een gebruik wat in de zevende eeuw in Spanje ontstond. In kerken laat men nu nog de palmtakjes (de Buxustakjes dus) zegenen en steekt ze dan achter kruisbeelden. Dat zou beschermen tegen bliksem en ander onheil.

Palmpasenstok of palmpaasstok zelf maken en versieren:

De palmpasenstok is een groot houten kruis van ongeveer 80 bij 50 centimeter. Het Palmpasenkruis wordt versierd met crêpepapier in de kleuren geel en groen, de kleuren van de lente. Daarbij wikkel je er ook een groen buxustakje in, het symbool van wederopstanding.

Bovenop de stok hoort een broodhaantje, het symbool van de haan die drie keer kraaide toen Petrus Jezus verloochende. Het brood verwijst naar het feit dat Jezus is brood voor de mensen. Ook worden er zakjes met snoep aan het kruis gehangen. Bijvoorbeeld 12 paaseitjes die verwijzen naar de 12 apostelen van Jezus of 30 rozijnen die verwijzen naar de 30 zilverlingen waarvoor Jezus door Judas Iskariot werd verraden. Anderen hangen er kleine flesjes met azijn aan, die verwijzen naar het feit dat Jezus zijn wonden gewassen werden met azijn.