Pasen begint voor veel mensen allereerst in de natuur. Na een winter, waar geen einde aan leek te komen, doet Pasen denken aan een tapijt krokussen en een aangename ochtendzon, zoals op Palmzondag. Overal zie je lammeren en narcissen. Zo begint het, maar al gauw komen de grote verhalen erbij. Over God die mededogen voelde toen Hij de klacht van zijn volk had gehoord en het bevrijdde uit de dodelijke slavernij in Egypte met de wonderlijke doortocht door de Rode Zee.

Dat horen we in de Paasnacht. Dan is er het verhaal van het lege graf, het kernpunt van ons geloof. Zelfs de mensen die dichtbij Jezus stonden en de laatste dagen met het Laatste Avondmaal, het verraad, de kruisdood en de graflegging hadden meegemaakt, hadden destijds moeite met dat lege graf. Maria Magdalena herkent haar Heer niet op die vroege paasmorgen. Ze denkt dat het de tuinman is. Ze denkt dat ze de dode Jezus op een andere plaats hebben gelegd.

Sommigen noemen het allemaal beuzelpraat.

Ook mensen van nu hebben moeite met het geloof in de verrijzenis. Als je met mensen praat over het hiernamaals, dan zijn er nogal wat die zeggen: “Nou ja, ik hoop het, we zullen wel zien. En er is nog nooit iemand teruggekeerd om er iets over te vertellen”.

Als we met Pasen naar de kerk gaan, dan is het te hopen dat we proberen te zeggen, echt gemeend: “Ik geloof in de verrijzenis van het lichaam.” Hoe dat concreet zal zijn, daar weten we weinig van. We weten dat de apostel Paulus zei dat het mooi zal zijn: geen oog heeft het ooit gezien, geen oor heeft het ooit gehoord, en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.

In de Goede Week werden door de bisschop in de kathedraal te Hasselt de heilige Oliën gewijd. Het zijn er drie: voor de doopkinderen, de vormelingen en de zieken. Ze wijzen op de kracht van God zelf voor gelovige mensen, klein en groot, jong en oud, gezond of ziek, allen geborgen in Gods liefdevolle hand, ook over de dood heen. Het is een genade als je dit kunt geloven.

Echte grensbewoners kunnen dingen soms heel plastisch en volks zeggen. Zo las ik in de mailbrief van ‘Mithuma’ (www.pimma.nl), dat een 84 jarig pater Jezuïet, geboren en getogen in Maastricht zei: “Veer, aw lui, ruke nao de sjöp én nao de paasbalsem” (Wij oude mensen ruiken naar de spade en naar de paasbalsem).

Heel wat plechtiger zegt psalm 117: “De Heer heeft met krachtige hand ingegrepen. De hand van de Heer heeft mij opgetild. Ik zal niet sterven, maar leven! “

Zalig Pasen.