(ook van Commines, van Terwaan of van Waasten)

Feestdag: 27 en 29 januari

We danken zijn levensbeschrijving aan een tijdgenoot van Johannes, een monnik die hem lange tijd heeft meegemaakt. Veertig jaar na zijn dood schreef hij zijn herinneringen op.

Johannes werd geboren in het plaatsje Warneton aan de Leie. De Vlaamse benaming luidt Waasten. Tegenwoordig ligt het juist over de grens in Frankrijk en vormt het een dubbelgemeente met Commines. Zijn ouders waren gelovige mensen. Hij kreeg zijn opleiding achtereenvolgens bij Lambert van Utrecht en bisschop Ivo van Chartres († 1116; feest 21 mei).

Eenmaal thuis terug trad hij in de augustijner communiteit van Arras, en leidde een voorbeeldig monnikenleven. Op een goed moment werd een ander lid van de communiteit, Lambert, tot bisschop van de stad benoemd. Met deze Lambert had Johannes in Chartres bij bisschop Ivo zijn opleiding genoten. De man verzette zich met hand en tand, want hij achtte zich tegen zulk een zware taak en hoge waardigheid niet opgewassen. De collega-bisschoppen moesten hem letterlijk naar zijn zetel slepen. De bisschop van Reims schrok er onder deze omstandigheden voor terug hem de wijding toe te dienen. Lambert maakte van dat uitstel gebruik door naar Rome te reizen en de paus, Urbanus II († 1099; feest 29 juli), te smeken van zijn benoeming af te zien. Hij wierp zich languit voor zijn voeten. Maar de kerkvorst dacht er niet aan zijn plannen te veranderen en wijdde Lambert ter plekke tot bisschop.

De man had inderdaad een zware taak, want er waren in de afgelopen eeuwen talrijke misstanden gegroeid onder de geestelijken van zijn bisdom. Daarom zocht hij hulp bij bekwame mannen. Een van hen was zijn studiekameraad Johannes. Maar deze reageerde hetzelfde als hijzelf. Zodra hij maar kon trok hij zich weer terug in het klooster om in alle rust en stilte zich te wijden aan het contemplatieve leven. Dat ging zelfs zo ver dat Lambert zich genoodzaakte zag elk klooster met kerkelijke straffen te dreigen dat onderdak zou verlenen aan Johannes! Nu schikte Johannes zich in zijn lot en nam de zware taak van aartsdiaken (wij zouden zeggen: vicaris-generaal) op zich.

Zijn persoon was een verademing. De afgelopen jaren hadden in die functie allerlei onwaardige types gediend. De een had zich schuldig gemaakt aan diefstal van kerkelijke schatten; daarbij had hij de geestelijken die in de kerk samen waren gekomen om de kostbaarheden te beschermen, met het zwaard bestreden en verjaagd. Uiteindelijk was de boosaardige prelaat door het volk zelf in zijn huis overvallen; ze hadden hem de tong uitgesneden en voorgoed verbannen. Maar zijn opvolger was niet veel beter geweest: die had zich schuldig gemaakt aan simonie.

Een derde was nooit verschenen, omdat hij zijn klooster niet had willen verlaten en een vierde had al erebaantjes gehad in een andere kerk en had zijn functie ernstig verwaarloosd.

Eindelijk was er met Johannes weer een waardig aartsdiaken aangetreden. Toen de zetel van het naburige Thérouane vrijkwam, begaven een aantal geestelijken zich naar de paus om hem ertoe te bewegen Johannes te benoemen. Dat deden ze achter de rug van de kandidaat om, omdat ze heel goed beseften dat hij zich met hand en tand tegen zo’n benoeming zou verzetten.

Bij terugkomst in Arras overhandigden ze hem de benoemingsbrief van de paus. Hij was volkomen van slag en dacht er zelfs over met een schip de zee op te gaan in de hoop dat het in een zware storm terecht zou komen en zou zinken! Op 17 juli 1099 werd hij in Reims door bisschop Manasses tot bisschop gewijd van Thérouanne.