Toen God de verpleegster schiep, deed hij de zesde dag al overuren.
Terwijl hij even rustte en zich afvroeg of het goed was, kwam er een engel naast Hem zitten. ’Hebt u die lange lijst met speciale wensen op het bestelformulier gezien?’ vroeg hij.
‘Deze mens moet geleverd kunnen worden in een mannelijke en een vrouwelijke versie en zonder wachttijd. Ze moet gemakkelijk te desinfecteren zijn maar mag niet gemaakt zijn van plastic. Ze moet stalen zenuwen hebben en een brede rug die alles kan dragen wat anderen kwijt willen. Maar toch moet ze tenger genoeg zijn om zich goed te voelen in veel te kleine personeelskamers. Ze moet vijf dingen tegelijk kunnen doen en daarbij nog altijd een hand vrij hebben.’
De engel schudde het hoofd. ‘Zes handen, dat zal moeilijk gaan!’
‘Over de handen lig ik niet wakker’, zei God.  ‘Maar zelfs het standaardmodel moet drie paar ogen hebben: een paar dat ’s nachts door alle muren heen kan kijken: een tweede paar in haar achterhoofd waarmee ze ziet wat men voor haar probeert te verbergen en wat ze absoluut moet weten; en natuurlijk een paar gewone ogen waarmee ze een patiënt kan aankijken en hem laten voelen: ik begrijp u en ik ben er voor u, zonder dat u een woord moet zeggen.’
De engel trok God aan de mouw en zei: ‘Ga slapen, Heer, doe morgen verder.’
‘ Geen sprake van’ zei God. ‘Nu ik er toch al een hele dag aan gewerkt heb, wil ik ze ook afwerken. Ik ben er net in geslaagd ze zo te maken dat ze nooit ziek wordt, en mocht ze toch eens bezwijken, dan kan ze zichzelf genezen.’
‘ Kan ze denken?’ vroeg de engel.
‘Ze kan niet alleen denken, ze kan ook zelf een oordeel vormen en als het nodig is compromissen sluiten’ antwoordde God. Ze kan begrijpen dat twintig patiënten soms evenveel werk vragen als veertig en dat tien betrekkingen vaak maar door vijf verpleegsters ingevuld worden. Ze houdt van haar beroep, ook al eist het al haar energie op en wordt het onderbetaald. Ze kan leven met glijdende werktijden en zich ermee verzoenen dat ze weinig vrije weekends heeft.’

De engel bekeek het model van de verpleegster langs alle kanten.
‘ Het materiaal is te zacht’ zuchtte hij.
‘Maar wel ongelooflijk taai’, antwoordde God meteen. Je hebt er geen idee van wat het allemaal kan verdragen!.
De engel boog zich voorover en streek met zijn vinger over de wang van het model.
‘Er zit een lek in’ zei hij verontrust. ‘Ik heb u toch gezegd dat u veel te veel in het model hebt willen stoppen.’
‘ Dat is geen lek, dat is een traan!’
‘En waarvoor dient die dan?’
‘Ze vloeit bij vreugde en verdriet, bij pijn en ontgoocheling, bij onmacht en verlatenheid’, antwoordde God. ‘De traan is haar overloopklep.’

Ingezonden door Marie Louise Dieu van PE Sint Jacobus Tongeren