God van de seizoenen,
voor alles is er een tijd;
er is een tijd voor sterven en een tijd voor opstaan.
Wij hebben moed nodig om veranderingen aan te durven.
God van de herfst,
de bomen nemen afscheid van hun groen,
laten vallen wat geweest is.
Ook wij hebben onze momenten van loslaten,
met al de onzekerheden en risico’s daaraan verbonden.
Help ons los te laten als dat van ons gevraagd wordt.
God van de gevallen bladeren
die een kleurrijk patroon vormen op de grond:
ook ons leven heeft zijn eigen patroon.
Als wij de ontwikkeling van onze groei overzien,
laat ons daaruit dan lering trekken.
God van mistige herfstdagen en heldere oktobernachten,
mysterie en wonder zijn altijd aanwezig in ons leven.
Telkens weer moeten we uw krachtdadige aanwezigheid erkennen.
Dat we daaruit kracht en sterkte putten.
God van beladen wagens en velden vol rijpend graan,
veel groeimogelijkheden hangen af van onze overgave.
In geloof en hoop moeten we wachten op de oogst.
Geef ons geduld als we de zegeningen niet zien.
God van de zuidwaarts trekkende ganzen:
uw wijsheid leert ons wat we achter moeten laten
en wat we mee moeten nemen naar de toekomst.
We smachten naar inzicht en visie.
God van berijpte bloemen en witgevroren ruiten,
moge uw liefde voorkómen,
dat onze harten koud worden in dorre tijden.
God van leven, voor dit alles: dank U wel.