Net als enkele weken geleden vergelijkt Jezus het Rijk Gods met iemand die naar het buitenland is en het beheer over het huis heeft toevertrouwd aan zijn knechten. Omgezet: God laat het beheer over de aarde aan ons toe. Wat houdt dat in? Het betekent o.a. dat we zorg moeten dragen voor moeder natuur. De meesten van ons zullen daartoe al verschillende pogingen hebben ondernomen, de ene al succesvoller dan de andere, en de een al wat meer dan de ander. Maar iedereen kan nog een tandje kan bijsteken als het gaat over milieuvriendelijk leven. Maar er is natuurlijk meer. De grootste schat die God in ons handen legt is uiteraard de mens. Gedragen wij ons als broeders en zusters van elkaar? Het is niet alleen een vraag voor regeringen, maar ook voor elke christen. Weerklinkt de zin van ons leven niet in de naam van God: Jahweh: Ik zal er zijn voor jou? Kunnen wij als christenen toekijken dat steeds meer mensen in ons zogenaamd landje onder de armoedegrens leven?

Natuurlijk, we kunnen niet alles oplossen, we hebben daar noch de middelen, noch de tijd, noch het talent misschien voor. Maar dat is geen excuus om niks te doen en het mag zeker geen refreintje worden waarmee we onszelf in slaap wiegen. En dat is niet het enige wat ons, vaak zonder dat we het beseffen, in slaap wiegt. Onze drukke agenda, ons knus familieleventje zijn misschien dan wel belangrijk, maar we moeten opletten dat ze ons niet in slaap wiegen. Andere slaappillen die het ons moeilijk maken om waakzaam te blijven is de onverschilligheid die geruisloos onze samenleving binnendringt, het samenleven verzuurt en zo de fundamenten van de solidariteit doet afbrokkelen. Het is helaas nog altijd bon ton te zeggen dat de mensen in armoede het zelf gezocht hebben, dat ze verdomme maar moeten werken, … Doen we moeite om die mensen te beluisteren?

Er is dus heel wat om waakzaam over te zijn, maar voor wie of voor wat moeten we waakzaam zijn? Is dit evangelie bedoeld om ons aan te zetten om voorbeeldig te leven, zodat we in vrede kunnen sterven? Er zit meer achter. Als wij ons niet geroepen weten om medemens te worden voor anderen omdat we in die andere het gelaat van God mogen terug vinden, dan kunnen we binnen een paar weken de menswording van God niet vieren. Als elke mens hardnekkig weigert Gods liefde voor de mens concreet gestalte te geven, dan zeggen we eigenlijk dat er nog altijd geen plaats is voor God in de herberg die wij aarde noemen. Zonder waakzaamheid geen christendom dus. Moeten we ons dan zorgen maken? Ja en neen. Neen, er zijn heel wat christenen die zich niet in slaap hebben laten wiegen en nog steeds proberen, ondanks of dankzij de tegenwind soms, om Gods liefde voor de mens gestalte te geven en medemens te worden van de mens in nood.

De vraag om waakzaam te blijven van zo’n tweeduizend jaar geleden, blijft dus nog altijd actueel. Die waakzaamheid is het eerste licht op de weg naar Gods menswording.