
Beetje geschiedenis
Bij zowat alle volkeren en culturen ter wereld zijn begraafplaatsen heilige plaatsen. De eerste christelijke Romeinse keizers keurden wetten en verordeningen goed die de heiligheid van de “godsakkers” moesten waarborgen. Niet alleen werden de grafschenders gestraft maar het werd ook verboden om op kerkhoven feest te vieren, toneelvoorstellingen te geven, danspartijen te houden of handel te drijven. Later genoten kerk, kerkhof en pastorij ook immuniteit, ze waren belastingvrij en functionarissen in opdracht hadden er geen toegang.
In de oudheid was het bij christenen de gewoonte om de overledenen in de kerk te begraven zo dicht mogelijk bij het altaar. Met het oog op de verrijzenis moest het lichaam ook zo intact mogelijk behouden blijven, crematie was dus verboden.
Op termijn was de praktijk om iedereen in de kerk te begraven niet langer houdbaar. Vanaf de 12de eeuw werden de begraafplaatsen rond de kerk ingericht, vandaar de naam “kerkhof”. Echter, het bleef nog tot eind 18de eeuw gebruikelijk dat geestelijken en rijke burgers in het kerkgebouw begraven werden. Omdat de lijkgeur toch wel doordrong ontstaat hier de uitdrukking ‘stinkend rijk’.
Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk wou ingrijpen. In 1771 overhandigde ze een memorie aan de Raad van Vlaanderen over: de nadelen die voortspruiten uit de gewoonte om binnen de steden te begraven en vooral in de kerken. De aanbeveling was om begraafplaatsen buiten de woonkernen in te richten en het begraven in de kerk volledig te verbieden. Op 5 juni 1772 bracht de Raad van Vlaanderen positief advies uit. Van de aanbeveling kwam nog niet veel in huis. Een decreet van 16 juni 1784 uitgevaardigd door keizer Jozef II (de keizer-koster) – dat later door Napoleon herhaald werd – maakt er voorgoed een eind aan.
What’s in a Name?
In de volksmond wordt het woord kerkhof nog altijd gebruikt. Maar officieel, en dat merk je ook op rouwberichten, wordt er gemakkelijker gesproken van begraafplaats.
Er was bij ons een tijd dat veruit de meeste mensen na de kerkelijke dienst begraven werden vlak bij de kerk. Daar was een plek voorzien om de dode medemens te ruste te leggen in gewijde grond. Dat was dus het kerkhof dat in zijn geheel gezegend was. Het had ook een mooie symbolische waarde: de doden bleven midden in de gemeenschap aanwezig.
Toen om praktische redenen de doden op een plaats (soms ver) buiten de gemeenschap werden begraven werd door de mensen lange tijd de naam kerkhof behouden maar mede door de secularisatie (ontchristelijking) werd de naam begraafplaats vooruitgeschoven. Daarmee heb je nu wel de gekke situatie dat men nog wel spreekt van een autokerkhof of blijft het de naam van een café… Bovendien wordt niet iedereen begraven maar in een urne in familiekring bewaard, in een muur geplaatst of uitgestrooid.
Stilteplek
Wat er ook van zij het kerkhof blijft een belangrijke plaats voor de familieleden en vrienden van de afgestorvenen. Je moet maar naar een kerkhof gaan om te merken dat je er zelden of nooit alleen bent. Altijd is er wel iemand op bezoek om bij een graf of urne stil te staan, een bloemetje te schikken of er te verwijlen met gevoelens die tot de diepste intimiteit van een mens behoren en die onpeilbaar zijn voor de buitenstaander.
We mogen ten andere erg dankbaar zijn dat veruit de meeste gemeentebesturen die verantwoordelijk zijn voor kerkhoven en begraafplaatsen, er een erezaak van maken om de kerkhoven goed te onderhouden en er zelfs prachtige stilteplekken van maken. Vooral de laatste jaren heeft men ontdekt dat het kerkhof niet alleen een plaats van verdriet hoeft te zijn. Het kan zeker ook een plaats van stilte en rust zijn en de inrichting ervan kan bezoekers uitnodigen om er gewoon te vertoeven, zo maar. En ons collectief gevoelen draagt uit een eerbiedig verleden nog altijd mee dat op een kerkhof de stilte heerst.
Herinnering en gebed
De meeste mensen gaan naar het kerkhof voor de herinnering. Je bent er materieel het dichtst bij de dierbare en dat helpt om hem of haar te herinneren. Die herinnering kan pijn doen maar ook helpen om de pijn te verwerken. Al onze kleine materiële tekens – een foto, een bloem, een tekst, een knuffel, een lichtje …- kunnen helend zijn voor de ziel in rouw. Want een kerkhof is een plaats waar onnoemlijk veel lijden bijeen gebracht is, lijden van de overledene en lijden van hen die achterblijven.
Wat misschien, ik ben voorzichtig want je weet maar nooit, een beetje uit de praktijk is verdwenen is het gebed. Is het jou ook al opgevallen dat op de dankbetuiging bijna nooit meer staat dat men dankt voor het gebed? Nochtans is zo’n kerkhof een uitgelezen ruimte voor gebed: de overledene in Gods genade aanbevelen en voor onszelf sterkte en verzachting van de pijn vragen. En ook God danken voor de vele genaden die we mochten en mogen ontvangen. Dan kan het kerkhof een echte troostplek worden.
Rik Palmans