(Liduina, Lidwigis, Ludwina, Lydia, Lydwine)

Feestdag: 14 juni

Zij werd in 1380 te Schiedam uit arme ouders geboren. In 1395 kwam zij bij het schaatsen op het ijs ten val. Dat was het begin van een ongeneeslijk en zeer pijnlijk ziekteproces. Zij at bijna niets en leefde nagenoeg alleen van de heilige communie die haar regelmatig door de kapelaan van de parochiekerk werd gebracht. Het schijnt dat zij haar pijn heldhaftig droeg en dat zij haar bezoekers vol liefde en aandacht te woord stond. Op die manier was zij een bron van inspiratie voor haar omgeving. Maar ze moest ook meemaken, dat zij als een zonderling of zelfs bedriegster werd beschouwd.
Zo logeerde op 10 oktober 1425 hertog Filips van BourgondiĆ« in de stad Schiedam. Omdat Lidwina een beroemdheid was, gingen een aantal dienaren van de hertog in gezelschap van de plaatselijke pastoor, Jan Engel, bij haar langs. Het was na de maaltijd. Eenmaal binnen begonnen die knechten liederlijke taal uit te slaan; ze beschuldigden haar ervan dat ze een bedriegster was, dat ze net deed alsof ze streng vastte, maar intussen ’s nachts stiekem at en dat ze de bijslaap van de pastoor was. De pastoor probeerde tussenbeide te komen, maar hij werd honend het huis uit gejaagd. Vervolgens staken ze een kaars aan, rukten de gordijnen van Lidwina’s bedstee opzij, en begonnen aan de dekens te trekken.
Lidwina’s nichtje Pieternel sprong ertussen om haar zieke tante te beschermen, maar de onverlaten smeten haar ruw opzij. Daarbij stootte zij zich pijnlijk tegen het bankje bij het altaar, dat in Lidwina’s kamer stond. Haar heupen en lendenen deden zo’n pijn, dat ze vanaf dat moment tot aan haar dood enkele maanden later mank liep en zich hinkend voortbewoog.
Deze Petronilla (of Pieternel) was een dochter van Sint Lidwina’s broer. Zij kwam haar tante op haar ziekbed geregeld verzorgen. Eind december, begin januari werd Pieternel ziek. Ze stierf op 14 januari 1426 ’s avonds om een uur of tien. Lidwina heeft nog afscheid van haar kunnen nemen.
Na haar dood herinnerde Lidwina zich een soort droomvisioen van enkele dagen tevoren. Daarin had ze gezien, hoe een stoet aartsvaders, profeten, apostelen, martelaren, belijders, maagden, priesters en leken met kruisen en brandende kaarsen de kerk van Schiedam uit waren getrokken. Ze hadden hun schreden gericht naar een huisje in de stad, haalden daar een dode op en keerden plechtig weer terug. De overledene had drie kronen: een op haar hoofd en een in elke hand.
Nu – na Pieternels dood – besefte Lidwina, dat dit visioen een voorspelling geweest moest zijn van de dood van haar nichtje. Enerzijds was Lidwina gelukkig te weten, dat ze in de eeuwige zaligheid was opgenomen. Anderzijds had ze veel verdriet over het verlies van iemand die haar steeds met zoveel liefde en zorg terzijde had gestaan en die had gedeeld in al haar geestelijke gaven.
In de twee maanden die volgden op Pieternels dood maakte ze een tijd door waarin ze het gevoel had door God verlaten te zijn.
Reeds tijdens haar leven werd Lidwina als een heilige beschouwd. Op 14 april 1433 kwam er een eind aan haar lijdensweg.

Zij is patrones van de zieken en van het ziekenpastoraat. Ze wordt afgebeeld met een krans van rozen rond haar hoofd. In de ene hand een kruisbeeld en in de andere een bloesemtak.