Er heerste een conflict, een hevig conflict! Een conflict tussen de wind en de zon! Allebei wilden ze weten wie de grootste kracht had en wie de sterkste was! En die twist duurde lang, zeer lang.

Toen besloten ze om gewoon een wedstrijd te houden; Omdat de zon in het diepste van haar hart heel grootmoedig was, liet ze het aan de wind over om de opdracht te bepalen.

De wind dacht na, en na enige tijd zei hij: “Zie je daar die man? hij heeft juist een nieuwe jas gekocht, lekker warm en zacht. Ik wed met jou dat het voor mij een kinderspel is om hem die jas van het lijf te blazen. Kijk maar, ik begin er al aan!”  Hij blies en blies, hij liet het stormen met de kracht van een orkaan. De wind greep de plooien van de jas en trok eraan. Hij probeerde de jas met geweld van het lijf van de man te scheuren. Maar hoe harder hij blies, hoe meer de man de jas om zich heen wikkelde en het lukte maar niet om hen de stof van het lijf te blazen. Op het laatste ging de wind, volledig uitgeput, liggen. Nu is het mijn beurt, zei de zon, en begon met een paar lichte zonnestralen de man te strelen. Daarna verhoogde ze haar warmte nog een beetje. De man keek omhoog, zag het stralende gezicht van de zon en trok blij en helemaal vrijwillig zijn warme jas uit.

Het is niet altijd verstandig om tekeer te gaan als een hevige storm. Er is een tijd voor de wind en er is een tijd voor de zon. Soms kom je met een aantal warme zonnestralen veel verder dan met de hevigste orkaan.

Daarom mogen we blij zijn dat er voor de Geest, die God ons als helper stuurt, niet allen het beeld van een hevige wind wordt gebruikt. De beelden die in de schrift voor die Geest worden gebruikt, verduidelijken ons dat die Geest van God in staat is om op heel verschillende manieren te werken. De stormachtige wind, die toen op die eerste pinksterdag de leerlingen door elkaar wervelde, die hen uit hun lethargie rukte en hen dwong om op te staan en naar buiten te treden, die stormwind was toen beslist de beste oplossing. De geest moest op dat ogenblik juist op die manier werken. Het was een tijd van de wind!

Vandaag, in onze tijd, lijkt het me meer een tijd voor de zon te zijn, een tijd voor die Geest, die niet alleen als een stormwind, maar ook als vurige tongen werkt, als een verwarmend vuur dat de kou en de duisternis verdrijft. De mensen hebben vandaag geen stormwind nodig die hen door elkaar wervelt. Er is al genoeg onrust in de wereld. En de mensen hebben ook minder nood aan wind die hen aanzet tot nieuwe activiteiten. Ze hebben al zo veel afspraken en vergaderingen. Nu hebben de mensen warmte nodig. Een eerlijke warmte die het dikke, koude pantser, dat ze als een harnas om hun hart hebben gelegd, kan doorbreken.

De mensen hebben vandaag zon nodig! De zon van de Geest, die oplichtende verwarmende tongen uit vuur, die de kou uit onze wereld en ook uit onze Kerk kunnen verdrijven.

Want ook in onze Kerk heerste en heerst soms nog altijd een koude geest. De meesten onder ons kennen ze toch nog, al die oude geboden en voorschriften, die niets anders bewerkstelligden dan de voortdurende angst dat we God op een of andere manier zouden hebben beledigd en ons daarvoor uiteindelijk ook een zware straf boven het hoofd hing. Daardoor voelde onze Kerk zich naar buiten toe ook zo ijzig aan. Gelukkig heeft de warmende zon van de Geest, die warmte die ons terug bewust heeft gemaakt van de goedheid en de mensvriendelijkheid van God, de bovenhand gekregen en gelukkig is die zon eindelijk terug opgegaan aan de horizon van onze Kerk.

Wij hebben haar warmte nodig! Onze Kerk heeft het vuur van de Geest nodig. Een vuur dat ook de dubbele moraal uit onze kerk verdrijft. Die dubbele moraal die al diegenen met de vinger wijst die in hun leven ooit mislukking hebben gekend, bv in hun relatie, maar die tezelfdertijd onder het tapijt keert dat wij voor God allemaal onvolmaakte mensen zijn en dat niemand onder ons foutloos is. Fouten die wij doorgaans heel goed kunnen verbergen achter mooi geschilderde voorgevels.  In onze parochies en pastorale eenheden hebben we warmte nodig. Warmte die ons wederzijds bemoedigt om onze fouten in te zien, niet om beter dan de anderen te willen zijn, maar om elkaar zo te nemen als we werkelijk zijn? Ieder met zijn sterke, maar ook met al zijn zwakke kanten.

Die Geest hebben we nodig, de Geest van goedheid en wederzijds begrip. De Geest die het groot gelijk uit onze harten verbant en die ons doet toegeven dat niemand onder ons de waarheid in pacht heeft, maar dat we allemaal samen onderweg zijn. Onderweg naar de waarheid, die we alleen bij God kunnen vinden.

Dat nieuwe Pinksteren is zeer nabij, we moeten het niet zelf maken, het zal over ons komen zoals ook het eerste Pinksteren over de leerlingen kwam. Het zal in ons openbreken want het zaad van dat nieuwe Pinksteren is in onze parochies en pastorale eenheden reeds aanwezig. We moeten er zelf niets voor doen, maar we mogen ons voor die nieuwe Geest ook zeker niet afsluiten.