Feestdag: 31 oktober.

Behalve zijn naam en de plaats die naar hem is genoemd is er over hem bijzonder weinig met zekerheid bekend. Volgens de overlevering was hij een zoon van een Romeins senator, die naar men zegt Zeno heette. Rond 245 werd hij tezamen met Sint Lucianus van Beauvais († ca 290; feest 8 januari) vanuit Rome naar het noordelijke Gallië gezonden om er het evangelie te verkondigen. Dat deed hij in de streek rond de Noord-Franse stad Amiens. Uiteindelijk zou hij tezamen met twee diakens de marteldood zijn gestorven op een plek langs de rivier de Somme. Zijn lijk werd in de rivier gegooid.

Liefst vijftig jaar later werd aan een blinde vrouw, die volgens de overlevering Eugenia heette, geopenbaard waar zijn lichaam zich bevond. Zij vond het inderdaad, nog altijd drijvend op het water, nog volkomen gaaf. Zij bouwde er een gedachteniskapel. Pelgrims stroomden toe. Daaruit groeide het huidige stadje St-Quentin. In 645 werden zijn relieken verheven door Sint Eligius van Noyon († 660; feest 1 december). Sint Fulrad van St-Denis († 784; feest 16 juli) liet de kerk aanzienlijk uitbreiden. Uit angst voor invallende Noormannen bracht men zijn relieken over naar Laon. Daar zijn ze in 1793 tijdens de troebelen van de Franse Revolutie verbrand.

Hij is patroon van de Noord-Franse stad Saint-Quentin en van de Vlaamse plaats Sint-Kwintens-Lennik (gem. Lennik); daarnaast ook van de St-Kwintens- of St-Quintinuskathedraal van de stad Hasselt in Belgisch Limburg, en van de kerk in het naburige Zonhoven.

Bovendien is hij patroon van kapelaans, artsen, lastdragers en slotenmakers. Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen kinkhoest, koorts, waterzucht en ten gunste van drachtige merries.

Nu eens wordt hij afgebeeld als bisschop, dan weer als soldaat, soms met een of meer braadspitten of met spijkers door zijn schouders.