Lieve God,

Eindelijk. Het is vakantie.

Ik zag er weken en weken naar uit.

Nu is het zover, vakantie.

Ik pik wel een festival mee, denk ik, of misschien wel twee,

als het mag.

Een dag aan het strand, moet kunnen.

Mee op kamp, niet aan twijfelen.

Af en toe lekker lang in bed blijven, zalig nietsdoen.

Weer naar de bieb, eindelijk dat boek eens lezen.

Naar het zwembad met de vrienden en de vriendinnen,

een handvol banen zwemmen, stoeien en nog wat bijpraten.

Wellicht ook een ellenlange fietstocht.

Moet kunnen.

Maar misschien ook een rustige plek opzoeken.

Eventjes stil zijn.

Iemand helpen, oma en/of opa opzoeken.

Hem of haar vragen wat ik kan doen.

Een handje helpen met pa en/of ma.

Een tof gesprek.

Stilvallen.

De ogen sluiten.

Denken aan Jou, God.

Eens op een rijtje zetten waarvoor ik best dankbaar kan zijn.

Moet kunnen.

Omdat het vakantie is, God.