Vasten,

ooit een zesweekse traditie,

kerkwet geweest,

ooit een merkteken van het christelijke Westen,

toen weinigen het breed hadden

en velen armoede kenden.

Nu geen wet meer.

Eerder een noodzaak voor dit deel van de wereld,

dat ten koste van driekwart van de schepping

van Gods vrucht verorbert,

en er nog nauwelijks smaak in heeft.

Vasten…

levenslang matigen, minderen, ter wille van…

“Als jullie vasten, vast dan zo:

maak de strakke banden los,

verwijder het knellend juk,

laat slaven in vrijheid gaan,

bestrijd elke vorm van onderdrukking.

Deel je brood met wie honger lijdt,

haal de armen en daklozen in je huis,

geef kleren aan wie naakt is,

onttrek je niet aan de zorg van je naaste.”

Vasten…stilaan bewust worden van onze overvloed.

Vasten… een tijd van bekering, van loslaten en wegtrekken.

‘Solidariteit’ heet dan vandaag, en ‘rechtvaardigheid’

en ‘broederlijk delen’.

Vasten is de weg naar de anderen toe.

Geen andere weg valt te bewandelen

dan die van de solidariteit.

De handen in elkaar slaan,

kleinen en groten, machtigen en zwakken.

Geen betere energie is er,

dan die van het vertrouwen.

Woorden en daden vinden

die mensen bij elkaar brengen, over alle grenzen heen.

Geen krachtiger daden zijn er,

dan die van de liefde.

Getuigen van Gods droom worden en bouwen aan Zijn huis.

De weg van de vasten gaan,

is passeren langs het smalle pad

van inzet voor de medemens.

Het is vechten tegen de legers van onbegrip,

en de paardenhoeven van de lachers en de ongenaakbaren achter je laten.

De weg van de vasten gaan, is weten dat men de woestijn door moet

om zo het Land te bereiken.

De weg van de vasten gaan,

is gaan, stappen en wandelen,

traag en bewust, een tijd lang.