Wat is het evangelie? In letterlijke zin betekent evangelie: goede boodschap. Waarin bestaat die boodschap dan precies? Dit lijkt een haast triviale vraag, want iedereen weet toch dat het gaat over Jezus Christus, de Zoon van God, die gekomen is om ons te redden. Op zich is dat antwoord juist. Maar er ligt een enorme afstand tussen het uitspreken van die woorden en het besef van wat ze werkelijk betekenen. Juist deze passage uit het Johannes-evangelie laat dat bijzonder goed zien.

We hebben te maken met welbekende ‘Ik ben’-uitspraken van Jezus. In dit evangelie staan er heel wat: Ik ben het licht der wereld, Ik ben de wijnstok, Ik ben de goede herder, Ik ben de deur van de schapen enzovoort. Jezus neemt alle mogelijke middelen te baat om te zeggen wie Hij is. Maar heel dikwijls wordt dat niet begrepen. Zo ook wanneer Hij zichzelf herder noemt: ‘Ze begrepen niet wat Hij hun te zeggen had.’ Hij ge­bruikt nochtans geen moeilijke woorden. Het beeld van de herder en de kudde is zo uit het dagelijkse leven van zijn tijd­genoten gegrepen. Wat is er dan zo onbegrijpelijk aan? Mis­schien ligt de moeilijkheid niet in het snappen, maar in het aanvaarden van wat Hij zegt: niet zozeer in het ‘ik begrijp dat niet’ dan wel in het ‘maar dat kan toch niet’. Ik vermoed dat daar trouwens de grote moeilijkheid ligt om het evangelie te begrijpen. Zeker, bepaalde teksten doen erg vreemd aan, mede omdat ze uit een heel andere tijd en cultuur komen. Maar wat er gezegd wordt, is zo ongehoord dat we nauwelijks kunnen aanvaarden dat het waar is.

Neem nu dat van die deur en die schapen. Akkoord, we horen onszelf niet graag kuddemensen noemen. Daarvoor vinden we onszelf te persoonlijk en te origineel. Intussen la­ten sociologen duidelijk zien dat ons gedrag en ons denken door en door bepaald worden door onze omgeving en door de vele groepsverbanden waarin wij leven (bijvoorbeeld ook de groep tv-kijkers en krantenlezers waartoe wij behoren). En zonneklaar is ook dat talloze mensen en instanties om onze gratie komen bedelen (zeg maar: de schapenstal willen bin­nendringen), denk maar aan de publiciteit. We krijgen dan van alles voorgespiegeld, terwijl we in ons achterhoofd wel weten dat men niet zozeer om ons welzijn bekommerd is, maar onze centen wil hebben. En de geschiedenis wemelt van leiders die het met hun kudde niet zo best voorhadden.

Het evangelie laat nu iemand naar ons toekomen die ook naar onze gunst dingt, maar dan werkelijk en alleen om ons welzijn, ons geluk en ons leven bekommerd is: ‘Ik ben geko­men opdat zij leven mogen bezitten, en wel in overvloed.’ Dat ging er bij zijn tijdgenoten al bijzonder moeilijk in. Begrepen ze het niet, of konden ze het niet geloven? Bepaalde teksten uit het evangelie zijn zo duidelijk dat we zelfs niet kunnen zeggen dat we ze niet begrijpen. De echte moeilijkheid ligt in het durven te aanvaarden dat ze waar zijn…