Feestdag: 22 januari.

Eerste Spaanse martelaar, gestorven in 304 als diaken van bisschop Valerius. Zijn lichaam werd verzwaard met een molensteen in zee geworden zonder dat het evenwel zonk. Hij wordt voorgesteld met een rooster (soms met pinnen: verschil met de H. Laurentius van Rome) waarop hij werd verbrand. Andere attributen zijn: een druiventros, een boek, één of drie kruiken, een ijzeren haak of sikkel, een wierookvat, een ketting (waarmee hij was  vastgebonden tijdens zijn gevangenschap), een gevangenistoren, een schip (omdat zijn lijk in zee werd gegooid) en een tak met bloemen (hij moest in de gevangenis slapen op een bed met scherven, die in bloemen veranderden). De linkerhand rust af en toe op een molensteen waarop soms een raaf zit omdat die een vraatzuchtige wolf van zijn lijk wegjoeg. Vincentius wordt meestal afgebeeld als diaken in dalmatiek en met martelaarspalm. Ook komt hij voor in het gezelschap van engelen, die hem tijdens zijn gevangenschap verzorgden.

Hij is de patroonheilige van dakdekkers, scholieren, steenbakkers, zeelieden, kuipers,  wijnbouwers en –handelaars (enkel vanwege zijn naam: vin). Zijn hulp werd ingeroepen tegen buikpijn, koorts, zweren, en voor het terugkrijgen van gestolen goed.