Er was een tijd dat katholiek Vlaanderen heel veel missionarissen uitstuurde naar alle hoeken van de wereld. We waren en zijn daar terecht fier op. Sporadisch vertrekt er nog wel eens iemand van hier als missionaris naar het buitenland maar het is toch zeldzaam geworden. Integendeel, we beleven een omgekeerde beweging: priesters, zusters en leken komen naar ons om mee de pastoraal te ondersteunen.
Verschil in opdracht
Al is de hoofdopdracht dezelfde – het evangelie verkondigen en voorleven – toch is er een groot verschil in de missionaire opdracht of althans in de context waarin dit moet gebeuren.
Van hieruit vertrok men meestal naar arme streken die niet of nauwelijks van het evangelie hadden gehoord. Bovendien was er meestal geen onderwijs, geen ziekenzorg, onvoldoende eten en/of drinken, geen of weinig landbouw, geen of weinig infrastructuur enzovoort. Er was dus duidelijk werk te doen.
Missionarissen die naar hier komen vinden een afgebrokkeld geloof, een weelde aan voeding, goed uitgebouwd onderwijs, goede gezondheidszorg, …. Kortom een enorme rijkdom en een totaal andere cultuur. Dat zorgt meestal voor een grote cultuurschok. En ook de taal is een grote handicap want het Nederlands blijkt een aartsmoeilijke taal te zijn.
Wat doen ze hier?
Hun eerste werk is meewerken in de pastoraal zoals die hier is uitgebouwd. Ook dat is al cultuurschok want zij zijn over het algemeen veel traditioneler in hun denken en doen. En de ene past zich al vlotter aan dan de andere. En wat ze zeker ook doen dat is voor en met ons bidden vaak een miskend genademiddel in de pastoraal.
Het werk van de priesters is hetzelfde als onze eigen parochiepriesters. Gemeenschappen hebben vaak hun eigen opdracht.
Ze doen dus letterlijk wat ze zeggen te zijn: het woord Gods zaaien. Veel meer is in deze streken niet meer mogelijk of tenminste, het is de eerste opdracht bij mensen die vaak niet meer gehoord hebben van Gods Woord. Want ondanks alles blijven we een schitterende boodschap hebben: God houdt van iedereen. God is liefde.
Rik Palmans
